De Norbertijnerorde
De Ordo Canonici Regularis Praemonstratensis (O. Praem.), in het Nederlands premonstratenzers of norbertijnen, is een kloosterorde van reguliere kanunniken van de Orde van Prémontré.
De Norbertijnerorde werd in 1121 door Sint Norbertus gesticht in Prémontré. De orde, die het beschouwende leven en de liturgische dienst verenigt met het actieve leven, zoals zielzorg en onderricht, kwam spoedig tot grote bloei. De Franse Revolutie bracht haar aan de rand van de ondergang: kloosters werden vaak opgeheven, de inwoners verdreven en de gebouwen openbaar verkocht. In de loop van de 19e eeuw kwam zij echter tot herstel.
Norbertijnen worden ook wel witheren genoemd naar hun witte habijt. De norbertijnen leven volgens de regel van Sint Augustinus. Hun leuze luidt ad omne opus bonum paratus ("tot elk goed werk bereid"). De norbertijnen leven niet alleen contemplatief, maar richten zich meer op praktische prediking en zielzorg. Zij bedienen vaak verschillende parochies in de onmiddellijke omgeving van hun abdijen.
De orde vormt een federatie van zelfstandige canonieën van mannelijke of vrouwelijke religieuzen.
De vrouwelijke leden van de norbertijnen worden naar analogie van de mannelijke leden norbertinessen genoemd.
Samen tellen de norbertijnen en norbertinessen wereldwijd ongeveer 1300 leden, verspreid over alle continenten en 26 landen.
De canonieën worden verder ingedeeld in zes circarieën: de Boheemse, de Brabantse, de Hongaarse, de Franstalige, de Duitstalige en de Engelstalige. De Brabantse circarie omvat de abdijen en priorijen in Nederland en Vlaanderen. Tijdens de middeleeuwen waren er veel meer circarieën, zoals Brabantia, Flandria, Florreffia en Frisia in België en Nederland.
De abt-generaal en het centraal ordebestuur zijn gevestigd in Rome. In 2003 werd abt Hermenegild Noyens als abt-generaal opgevolgd door de Duitse abt Thomas Handgrätinger.
Spiritualiteit
De norbertijnen delen met andere religieuzen de roeping en opdracht om op een bijzondere wijze te getuigen van een leven overeenkomstig het Evangelie, gericht op gemeenschap tussen God en mensen en tussen mensen onderling. De wijze waarop aan deze opdracht vormgegeven wordt vormt de spiritualiteit van een religieuze gemeenschap. De bronnen van de norbertijnse spiritualiteit zijn naast de Bijbel en de traditie, de Regel van St. Augustinus en de idealen van St. Norbertus. Centraal staat ook vandaag het gemeenschapsleven. Dit wordt kernachtig aangeduid met het begrip communio. Deze communio geeft het norbertijnse leven een eenheid: zowel gebed, werk, samenleven als pastoraal engagement worden gevoed door het gemeenschapsleven. Centraal staat de dagelijkse viering van het getijdengebed en de eucharistie, waarin elke medebroeder en de gemeenschap in communio treden met Jezus Christus. Verder wordt de verbondenheid ook beleefd in de gezamenlijke maaltijden en de ontspanningsmomenten, in het samenleven en –werken, in gesprek en overleg.
Vanuit de gemeenschap wordt het (pastorale) werk van de medebroeders gedragen, ook als zij niet in de abdij wonen. Waar een norbertijn ook leeft en werkt, hij engageert zich omwille van een zending vanuit zijn abdij. Hij streeft ernaar het gemeenschapsaspect van het (kerk)leven te bevorderen. Ook de mensen waarvoor hij zich inzet wil hij laten delen in de communio.