Orgels
Al in 1540 is er sprake van een orgel dat door abt Frans du Blioul in de abdijkerk werd geplaatst, lang voor de bouw van de huidige abdijkerk. Dat orgel heeft de Beeldenstorm echter niet overleefd.
Het huidige orgel achter in de kerk werd door Abt van Eeckhout in 1745 besteld bij de bekende orgelbouwer Johannes Thomas Forceville. Het bestaande orgel dat in 1615 was aangekocht (een instrument uit 1591) werd hersteld en naar Wemmel overgebracht. Het nieuwe orgel kwam pas in 1751, één jaar na de dood van Forceville, gereed, nadat het door Jean-Baptiste Goynaut was afgewerkt. Het beeld- en houtsnijwerk is van de hand van de Brusselse beeldhouwer Piet Doncker.
In de tweede helft van de achttiende eeuw leek het nieuwe orgel toch niet volledig te voldoen. Daarom liet abt Sophie er een aantal veranderingen in aanbrengen en voorzag het van nog meer versieringen, wat nu nog kan gezien worden aan het wapenschild met zijn devies "Super astra sophia". Het resultaat moet een indrukwekkend orgel geweest zijn want in 1788 wordt het door Nicolaas Arnoldi Knock vermeld in zijn publicatie over de merkwaardigste kerkorgels in de Nederlanden.
De ingreep en herstelling in 1910 door Brussels orgelbouwer Jean-Emile Kerkhoff is heel wat minder gelukkig geweest. Kerkhoff verbreedde de kast en veranderde het orgel dermate dat eigenlijk enkel de kast overbleef van het Forceville orgel.
Op 24 september 2004 werd het vernieuwd Forceville orgel na een jarenlange restauratie terug in dienst genomen door organist Kamiel D'Hooghe met werken van Bach, Walther, Vivaldi, Mendelssohn-Bartoldy en Peeters. De restauratie werd uitgevoerd door Ghislain Potvlieghe en De Maeyer. Het orgel telt nu 41 registers. Het is in Hollands-Duitse stijl uitgewerkt en kan een "Bach-orgel" worden genoemd.
Het groot orgel
Historisch Orgel (1751) van Forceville-Goynaut
Nieuw Bachorgel
In de historische orgelkast bevond zich het Thomas Forceville - Goynautorgel (1751). In 1765 werd het onder abt Sophie uitgebreid en met praal aangekleed.
Dit instrument bleef grotendeels gehandhaafd tot 1910.
De Brusselse orgelbouwer Jean Emile Kerckhoff verwijderde in 1910 het 160-jarige historische binnenwerk - registratuur, tractuur, windwerk, pijpwerk en klavieren - en verving dit door een nieuw groot pneumatisch fabrieksmatig instrument met verbreding en verdieping van het orgelmeubel en het wegslaan van de achterwand. Het leeggehaalde rugpositief werd een schijnrugpositief. Het orgelmeubel, zonder achterwand, was vanaf 1967 onbespeelbaar.
Naar creatief nieuw Bach-orgel
Het restauratieplan werd uitgewerkt met medewerking van de Dienst Monumentenzorg en is uitgevoerd door Ghislain Potvlieghe-de Maeyer, orgelmaker. Er is gestreefd naar een vernieuwend concept waarin vele Duitse en Hollands-Brabantse stijlelementen uit de baroktijd zijn verwerkt in een drieklaviersinstrument met rijke pedaalbezetting.
Binnenin is alles nieuw: binnenwerk, pijpwerk, mechaniek, klavieren, windwerk enz. Dit instrument is ingebouwd in de gerestaureerde historische orgelkast.
Het heeft drie manualen en pedaal en telt 41 registers en ca. 2800 pijpen.
De polyfoon gerichte dispositie geeft grote klankmogelijkheden en kan vanuit de stijlgerichtheid een Bach-orgel worden genoemd; geschikt om de grote meesterwerken van de Europese orgelcultuur een stralende verklanking te geven. De inspirerende akoestiek van de abdijkerk is een extra troef.
Meer info over het groot orgel
(Tekst: Kamiel D’Hooghe)
Het koororgel
Een Zuid-Nederlands orgeltype van de laat 17de-eeuwse stijl.
Vooraan in de kerk vindt men ook een instrument uit 1999 van de hand van Joris Potvlieghe met 1 klavier en aangehangen kistpedaal.
Het nieuw koororgel heeft alle kwaliteiten om solistisch een groot repertoire van de orgel- en klavierliteratuur met veel muzikaliteit, verfijnde kleurenrijkdom en groot stijlbesef te verklanken; zowel in cantates, passies, orgelconcerti, basso-continuobegeleiding van koor-, orkest-, ensemble en solomuziek, enz.
Het klankconcept verschilt fundamenteel van het groot orgel. Aldus worden te Grimbergen grote keuzemogelijkheden aangeboden om een zeer ruim deel van de orgelliteratuur in diverse muziekstijlen op een zo adequaat mogelijke wijze te laten klinken. Het verschil in toonhoogte tussen de beide orgels is een kenmerk dat in deze context een belangrijke rol speelt.
Uitgaand van een zes voetsfront werd een compacte bouwwijze beoogd.
Het koororgel – naar Vlaamse stijl, tweede helft 17de eeuw - verleent de klank van de diverse registers delicate en kleurrijke eigenschappen; met een transparant, sierlijk, kernachtig en penetrant klankkarakter. Het heeft 10 registers op basis van een volwaardige prestant 8, dubbelkorig is in de diskant.
Dit klankbeeld is bewust gekozen en is het gevolg van een diepgaande studie van de Vlaamse orgelbouw rond 1680. Tot voldoening van velen sluit dit instrument ook goed aan bij het meubilair en de architectuur van de S.-Servaasbasiliek.
Meer info over het koororgel